strigilis uit de collectie van de RuG

 

instrument van metaal, toegepast voor lichaamsverzorging vanaf de Oudheid tot in de Middeleeuwen, veelal geassocieerd met sportbeoefening

herkomst: onbekend, op stilistische gronden waarschijnlijk Etrurië (Italië); nu in de collectie van de RuG, inventarisnummer 149, LCM nummer 00840

datering: op stilistische gronden aan het einde van de 5e eeuw - 4e eeuw v. Chr.

 

   
afbeeldingen 1 en 2

De strigilis als voorwerp wordt vooral geassocieerd met het reinigen van het lichaam na de sportbeoefening. In de Oudheid smeerden atleten hun lichaam in met olie, voorafgaand aan de inspanning. Na de inspanning werden olie, zweet en stof met een strigilis van het lichaam geschraapt alvorens een bad te nemen. Er zijn vele afbeeldingen overgeleverd waaruit deze toepassing blijkt (afbeeldingen 11 en 22) . In een later stadium vinden we ook afbeeldingen van vrouwen waarbij de strigilis als attribuut bij de dagelijkse persoonlijke verzorging wordt gebruikt (afbeelding 33).


afbeelding 3
 

conservatie

toestand voor behandeling:
Over de recente herkomst van de strigilis is geen informatie bekend, noch over eventuele behandelingen om corrosie af te remmen of te stoppen. De afgelopen 10 jaar echter is de passieve conservatie goed geweest omdat het voorwerp onder klimatologisch droge omstandigheden van minder dan 45% relatieve luchtvochtigheid (RV) werd bewaard.


afbeelding 4: Strigilis voor de behandeling; de oranje pijl geeft de plaats aan van de gecamoufleerde brug

Aan de huidige conditie van de strigilis (afbeelding 4) zijn twee belangrijke zaken te onderscheiden.
Ten eerste is het uiteinde van het schraapgedeelte afgebroken geweest en teruggeplaatst met behulp van een overbruggend, goudkleurig metaalplaatje (afbeelding 4: oranje pijl / afbeelding 6). Dit plaatje is vervolgens van een lijmlaag voorzien zodat het bestrooid kon worden met groen gekleurd, korrelig materiaal waarmee de overbrugging enigszins is gecamoufleerd. Het strooisel lijkt op het materiaal dat als gras bij modelspoorbanen wordt toegepast (afbeelding 5).


afbeelding 5: detail van het schrapergedeelte met overbrugging en camouflage

Ook het metalen plaatje lijkt recent; het vertoont geen spoor van corrosie. Het plaatje is waarschijnlijk van messing, is netjes afgewerkt en heeft aan een lange kant parallelle groefjes, mogelijk om de gebruikte lijm een betere hechting te geven (afbeelding 6).


afbeelding 6: messing plaatje na verwijdering van het groene camouflagemateriaal

Ten tweede valt op aan de huidige conditie van de strigilis dat deze over het gehele oppervlak bedekt is met corrosieproducten: rood cupriet (koperoxide), groen malachiet en in enige mate blauwgroen azuriet (beide kopercarbonaten), voorts wit/grijs nantokiet en tenslotte lichtgroen paratacamiet (beide koperchloriden). Chloridengerelateerde corrosie op koper wordt ook wel omschreven als "bronspest" (afbeelding 7).


afbeelding 7: detail van het versierde handvat met diverse corrosieproducten

Interessant in dit verband is dat paratacamiet en nantokiet zich met name bevinden op het handvat. Een verklaring zou kunnen zijn dat het voorwerp na haar opgraving vooral bij het handvat is beetgepakt. De oplosbare zouten uit de menselijke huid kunnen leiden tot chloridengerelateerde corrosie op koperlegeringen: de genoemde paratacamiet en nantokiet. Als de corrosieveroorzakende chloriden al bij het oorspronkelijke gebruik zouden zijn achtergebleven of zich tijdens de depositie in de bodem zouden hebben opgehoopt, dan lijkt het aannemelijk dat vorming van genoemde corrosieproducten over het gehele oppervlak in min of meer dezelfde mate zou zijn opgetreden.

behandelingsvoorstel:
De aanwezigheid van chloriden op het voorwerp (en in het bijzonder op het gebied waar zich decoratie bevindt) maakt een  behandeling noodzakelijk. Juist in het geval van chloriden op koper is een dreiging van cyclische corrosie aanwezig. De reactie van nantokiet met water(damp) en zuurstof leidt tot de vorming van paratacamiet met als "restproduct" zoutzuur. Dit zoutzuur kan bijdragen aan de vorming van nieuw nantokiet4. De behandeling richt zich in eerste instantie op het verwijderen van chloriden of blokkeren van het cyclische proces.
Daarnaast is de decoratie grotendeels aan het oog onttrokken door een combinatie van alle genoemde corrosieproducten. Vanwege de museale kwaliteit van het voorwerp is het wenselijk de corrosie zodanig weg te nemen - met behoud van zoveel mogelijk origineel oppervlak en patina - dat de decoratie weer zichtbaar wordt. Dit schoonmaken moet met mechanische middelen worden uitgevoerd. Een chemische behandeling zou resulteren in verlies van de patina en een roodglimmend pokdalig oppervlak. Wanneer uitsluitend het handvat op mechanische wijze zou worden schoongemaakt, dan ontstaat een waarneembaar verschil in uitstraling tussen handvat en schraapgedeelte. Daarom zal het gehele voorwerp mechanisch worden gereinigd.
De eerder aangebrachte brug met camouflage is nadrukkelijk aanwezig in vergelijking met het dunne koper en haar patina. Het leidt teveel de aandacht af. Camouflage en brug zullen worden verwijderd door het aanbrengen van een geschikt oplosmiddel op de lijm. Na demontage en schoonmaken zal het afgebroken fragment op haast onzichtbare wijze aan de schraper worden bevestigd.

behandeling:
Voorafgaand aan de behandeling is het voorwerp gefotografeerd, waarbij ook relevante details zijn vastgelegd. Daarnaast zijn röntgenfoto's gemaakt om te bepalen of er nog voldoende metallische kern aanwezig is. Soms is op dergelijke opnamen te zien of het metaal gegoten of gehamerd is. Er bleek voldoende metaal aanwezig, het handvat is van dikker koper dan de schraper, maar er konden geen sporen van gieten of hameren worden onderscheiden.
Allereerst is het camouflagemateriaal verwijderd (afbeelding 6). Het liet zich gemakkelijk wegsnijden omdat de gebruikte lijm nog enigszins taai was. Die kneedbaarheid geeft aan dat de glass transition temperature (Tg) van de lijm waarschijnlijk op of onder kamertemperatuur ligt. Paraloid B72 kan het dan niet zijn geweest, omdat B72 een Tg heeft van 40 graden Celsius.
Er zijn verschillende middelen toegepast voor het oplossen van de lijm, maar geen ervan had het gewenste effect. Wel werd de lijm na meer dan 24 uur onderdompeling in aceton nog iets meer week en kneedbaar, waardoor het relatief gemakkelijk losliet. Bij de verwijdering kwam een dun laagje corrosie mee. Dit was niet nadelig omdat deze corrosie later zou worden verwijderd.
Vervolgens is de meeste cupriet, malachiet en azuriet weggestoken met behulp van diverse modellen scalpels. Het schoonmaakproces werd bemoeilijkt door de complexe vorm van de strigilis.
Over het wegnemen van paratacamiet en nantokiet bestaan verschillende opvattingen5. Deze opvattingen zijn gebaseerd op uiteenlopende ideeën over de veronderstelde werking van Benzotriazol (BTA) dat als corrosieremmer wordt toegepast bij de conservatie van - door chloriden aangetast - koper. Een van de opvattingen gaat ervan uit dat BTA de negatieve werking van chloriden in paratacamiet en nantokiet voldoende buffert waardoor het niet hoeft worden weggenomen. De BTA-behandeling zou zelfs voor een eventuele reiniging kunnen worden uitgevoerd. Op basis hiervan kan bij reiniging worden gekozen voor een esthetisch eenduidig oppervlak zonder putten6.
Een andere opvatting gaat ervan uit dat de chloridenremmende werking van BTA niet (helemaal) duidelijk is en dus ook niet kan worden gegarandeerd. Daarom kiest zij voor het zo goed mogelijk leeghalen van de (minuscule) putjes in de patina tot op het koper. Deze putjes zijn gevuld met nantokiet en veelal afgedekt met poederig paratacamiet. Het resultaat is een minder elegant oppervlak7.
In de literatuur over toepassing van BTA wordt een verband gesignaleerd tussen de mate van "bronspest" en het succes van BTA als corrosieremmer. Hoe actiever en grootschaliger de vorming van nantokiet en paratacamiet, hoe kleiner de kans dat behandeling met BTA resulteert in het tot staan brengen van het corrosieproces8. Vanwege de grote mate van "bronspest" op het handvat is het hier besproken exemplaar behandeld volgens een methode waarbij nantokiet is verwijderd voorzover het zichtbaar is in onregelmatigheden in het oppervlak. Niet alle nantokiet kan op die wijze worden weggenomen want het bevindt zich ook onder de cuprietlaag op het onaangetaste koper. Op basis hiervan is aan te voeren dat de nantokiet in putjes dan niet hoeft worden weggenomen. Maar nantokiet is echter meer bedreigend voor het onaangetaste koper naarmate er directe blootstelling aan vocht en lucht mogelijk is. Onder de dichte laag cupriet is die dreiging relatief kleiner maar bij nantokiet en paratacamiet aanwezig in putjes tot aan het corrosieoppervlak is die kans zeer reëel. Dit laatste pleit voor het zo goed mogelijk wegnemen van nantokiet daar waar het zichtbaar aan het oppervlak komt.


afbeelding 8: overgang van gedecoreerd handvat naar schraapgedeelte: onbehandeld
 


afbeelding 9: ongeveer hetzelfde fragment, maar het handvat is mechanisch gereinigd en het oppervlak gestraald met walnootgruis

Omdat nantokiet moeilijk uit microscopisch kleine putjes kan worden verwijderd met scalpels of vergelijkbaar gereedschap, is een experiment uitgevoerd. Onderzocht is in hoeverre toepassing van korrelstralen onder hoge druk de nantokiet effectiever kan verwijderen ten opzichte van het gebruik van uitsluitend scalpels. Voorwaarde hierbij was dat de patina niet zou worden aangetast. Nantokiet is een relatief zachte wasachtige substantie. Voor het experiment is archeologisch waardevrij materiaal gebruikt met vergelijkbare corrosievorming. Dit materiaal was niet determineerbaar en afkomstig uit de stort van een opgraving. De resultaten van het experiment hebben geleid tot toepassing van walnootgruis bij een druk van 1,5 Bar en vibratiegetal 2,59. De nantokiet kon effectief uit putjes worden verwijderd zonder de patina aan te tasten (afbeelding 9).  De zeer geringe toename van glans op het oppervlak was onder de microscoop wel, maar bij het blote oog nauwelijks waarneembaar, en is ondergeschikt aan de grotere maar nog steeds geringe glanstoename die zal optreden wanneer de strigilis na behandeling met BTA moet worden afgelakt.

Na het mechanisch reinigen en de onderdompeling in een 3% oplossing van BTA in alcohol is het voorwerp voorzien van een dunne laag Paraloid B72 in aceton. Deze "laklaag" beschermt de aangebrachte BTA tegen afnemende werking door blootstelling aan ultraviolet licht, geeft bescherming tegen fysieke beschadiging van de BTA-film en vormt daarnaast een buffer tegen vuil, stof en zweet. Nadelig aan zo'n "laklaag" zijn de geringe verdonkering van het voorwerp en, zoals genoemd, een lichte toename van glans op het oppervlak (afbeelding 13).

     
afbeelding 10 (linksboven): handvat na reiniging
afbeelding 11 (rechtsboven): nieuwe verbinding aan het uiteinde met behulp van Paraloid B72. De lijm is daarna enigszins gecamoufleerd met behulp van transparant aangebrachte acrylverf om het verschil in glans tussen gelakt koper en lijm te verkleinen


afbeeldingen 12: strigilis na behandeling


afbeelding 13: strigilis na behandeling

na behandeling: passieve conservatie
De "laklaag" zorgt ervoor dat een voorwerp van koper zonder verder verval bij een RV tot 70% zou kunnen worden bewaard10. Toch is het om twee redenen wenselijk dat de strigilis onder geconditioneerde omstandigheden bij een RV van <35% wordt opgeslagen of tentoongesteld. Ten eerste voorkomt het dat bij onvolledige buffering door BTA de nantokiet toch weer tot cyclische corrosie zou kunnen overgaan. Ten tweede vergt het minder intensieve controle op veranderingen in conditie.
De strigilis kan bij geconditioneerde omstandigheden op twee manieren worden bewaard.
1 In een luchtdichte doos met toevoeging van silicagel en een RV-indicatorstrip.
2 In de klimatologisch gecontroleerde vitrine/ruimte waarbij de luchtvochtigheid constant en laag wordt gehouden.
In beide gevallen moet de RV permanent lager dan 35% blijven. Een combinatie van beide manieren levert de beste garantie voor het tot staan brengen van chloridengerelateerde corrosie. Bij expositie in een vitrine moet blootstelling aan UV, afkomstig van dag- of kunstlicht zoveel mogelijk worden ingedamd. Periodieke controle op de conditie van de strigilis en op het nog werkzaam zijn van silicagel blijft nodig.

datering
De vorm van de strigilis heeft een ontwikkeling doorgemaakt, waarbij vooral het handvat enig houvast biedt om het hier besproken object in de tijd en ook geografisch te plaatsen. Kenmerkend bij het behandelde exemplaar is het lusvormige handvat met bevestiging van het uiteinde aan het schraapgedeelte. Deze stilistische eigenschappen worden beschouwd als representatief voor typen uit de 5e en 4e eeuw v. Chr. (afbeeldingen 14 en 15). De decoraties in het handvat in de vorm van gestileerde bloemen bieden daarentegen geen houvast voor herkomstbepaling en datering omdat ontwikkelingen in de versiering zich onttrekken aan een duidelijk patroon11.

  
afbeelding 14 (linksboven):  strigilis van het type dat wordt gedateerd in de 5e-4e eeuw v.Chr. 12
afbeelding 15 (rechtsboven): strigilis van het type dat wordt gedateerd in de 5e eeuw v. Chr. of later13

 

literatuur:
Delen van de tekst voor deze bijdrage zijn ontleend aan of bewerkt naar: Maassen, J.M;  Een strigilis nader bekeken, een onderzoek naar de herkomst en de restauratie- en conservatiemogelijkheden; bijvakscriptie GIA; Groningen, 2003.

bullet1 Vanhove, D. (ed); Sport in Hellas - van spel tot competitie; Gent, 1992; afbeelding 81: fragment van Attisch roodfigurig aardewerk, circa 480 v. Chr., Archäeologisches Institut Tübingen, inv. nr. S./10 1559
 
bullet2 Kotera-Feyer, E.; Die Strigilis; Frankfurt am Main, 1993; afbeelding 8b: Attisch, roodfigurige krater (detail), Museo di Bari, nr. 8693
 
bullet3 Kotera-Feyer: afbeelding 9: Attisch, roodfigurige krater (detail), Kunsthistorisches Museum Wien AS IV 2166
 
bullet4 Cronyn, J.M.; The Elements of Archaeological Conservation; Londen 1990; p 226
 
bullet5 o.a. Stambolov, T.; The corrosion and conservation of metallic antiquities and works of arts; Amsterdam, 1985; pp  108-115 / Cronyn: pp 228-229
 
bullet6 Cronyn: pp 228-229
 
bullet7 Weisser, T.D.; The use of sodium carbonate as a pre-treatment for difficult-to-stabilise bronzes; in Recent advances in the conservation and analysis of artifacts; Londen, 1987; pp 105-133
 
bullet8 Weisser: pp105-133 / Keene, S. ed.; Corrosion inhibitors in conservation; Occasional Papers no. 4; London, 1985
 
bullet9 Kurval Micromat 100, uitvoering 1995
 
bullet10 Cronyn: pp 228-229
 
bullet11 Kotera-Feyer:  154
 
bullet12 Vanhove; afbeelding 91: Musee de Mariemont, Morlanwelz, inv. nr. B 320
 
bullet13 Vanhove; afbeelding 92: Allard Pierson Museum Amsterdam, inv. nr. 11.887
 

afbeeldingen 4-13: foto's J.M. Maassen / © GIA