harpoenen en flensmessen, ijzer uit de collectie
Smeerenburg - producten van een smid die werkzaam was op een
arctisch walvisstation
herkomst: Spitsbergen (N)
datering: 17de eeuw na Chr.




[sets van twee gekoppelde afbeeldingen geven een indruk van
ijzeren voorwerpen voor en na behandeling]
In de zeventiende eeuw nam de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën (ca.
1580-1795) een prominente plaats in binnen het netwerk van economische
betrekkingen. De walvisvaart rond de eilandenarchipel Spitsbergen vormde hierin
een factor van betekenis. In de decennia aan het einde van de 16de eeuw is het
noordelijk arctisch gebied verkend. Door onder andere Willem Barentsz
werden expedities uitgevoerd om een meer toegankelijke noordoostelijke doorvaart
te vinden. Nederlandse walvisvaarders hebben gedurende decennia min of meer
vaste opslag-, verblijf- en werkplaatsen bemand op delen van de archipel.

In de jaren '70 en '80 van de twintigste eeuw zijn tijdens enkele intensieve
archeologische campagnes op Amsterdameiland bij Smeerenburg (kaartjes 2x) de
resten geinventariseerd van een nederzetting. Deze nederzetting had de functie
van landstation en werd van ongeveer 1614-1660 min of meer regelmatig
gebruikt voor de verwerking van gevangen walvissen. Tot de nederzetting
behoorden

[klik op de foto om de kaart van de site in detail te
bekijken]
woningen, pakhuizen en hoefijzervormige traanovens voor de verwerking van
walvisspek. In twee van de drie getraceerde bewoningsperioden werden ook de
resten van smidses aangetroffen. De opgegraven ruwe materialen,
halffabrikaten, voltooide en herstelde gereedschappen bieden een gedetailleerd
inzicht in de vaardigheden van een 17de eeuwse smid die moest werken onder
spartaanse omstandigheden. De afbeeldingen tonen enkele voorbeelden van
aangetroffen voorwerpen.


Actieve en passieve conservatie
toestand voor behandeling:
De opgegraven ijzeren voorwerpen van Smeerenburg zijn enige jaren bewaard
geweest onder niet-optimale omstandigheden, waardoor corrosie heeft kunnen
plaatsvinden. De primaire corrosieprodukten van al het gevonden ijzer bevatten
chloriden. Chloriden werken als een katalysator in het corrosie-proces.
IJzerchloride is een instabiele stof en wanneer zuurstof en waterdamp in de
directe omgeving van reeds gecorrodeerd ijzer aanwezig zijn zullen ijzerionen
een binding aangaan met zuurstof en water. Dit geeft bruine roestvorming.

Naast de roestvorming onstaat op vele plaatsen een oplossing van ijzerionen en
chloriden, herkenbaar aan gele druppels. Het corrosie-proces vindt
grotendeels plaats op de grens van de primaire corrosie en de metaalkern. Nieuw
gevormde corrosieprodukten drukken chemisch stabiele corrosielagen van hun
plaats. Er ontstaan scheuren en het voorwerp begint uit elkaar te vallen.
Hierdoor zal het oorspronkelijke oppervlak en dus de oorspronkelijke vorm
verdwijnen. Zolang er nog een metaalkern aanwezig is blijft dit proces doorgaan.
Bruine corrosie en ingedroogde gele druppels waren aanwezig op vrijwel alle
voorwerpen. Bij een aantal voorwerpen was het oorspronkelijk oppervlak
beschadigd, omdat delen primair corrosiemateriaal waren afgebroken.


behandeling:
Om het corrosieproces te kunnen stoppen zijn twee ingrepen van belang: ten
eerste actieve conservatie in de vorm van ontzilting van het ijzer, dat wil
zeggen verwijdering van de in het ijzer aanwezige chloriden. Ten tweede is
passieve conservatie van belang om niet opnieuw omstandigheden te creëren
waaronder corrosie kan optreden. Dit laatste betekent dat het ijzer moet worden
bewaard onder droge zeer omstandigheden, bij een Relatieve Vochtigheid (RV)van
<20%.
Vóór de behandeling zijn alle voorwerpen gefotografeerd in hun 'oorspronkelijke'
staat. Daarnaast zijn röntgenopnamen gemaakt waar onduidelijkheid bestond over
het oorspronkelijke oppervlak.


Na de opgraving waren de voorwerpen geïmpregneerd met lijnolie om corrosie te
beperken. Deze lijnolie hindert nu de ontzilting en moet om die reden eerst
worden verwijderd met een oplosmiddel.
Het ijzer is ontzilt door middel van onderdompeling. Het ontziltingsbad bestond
uit een oplossing van natriumhydroxide en natriumsulfiet in gedestilleerd water.
Deze oplossing zorgt ervoor dat de chloriden uit het ijzer verwijderd worden, en
de ijzerionen een stabiele verbinding aangaan.

Na de ontzilting zijn de voorwerpen gedroogd en konden ze worden gereinigd.
Het schoonmaken is uitgevoerd met behulp van onder andere straal- en
slijp-apparatuur. Het oorspronkelijke oppervlak, voor zover nog aanwezig, is
blootgelegd De röntgenfoto's boden hierbij goede aanknopingspunten.
Gefragmenteerde voorwerpen zijn na reiniging gelijmd en/of aangevuld. Hiervoor
zijn de restauratielijm paraloid B72, en daarnaast epoxylijmen als
cyanoacrylaat en Araldit 2012 toegepast. Hierna is het ijzer geïmpregneerd
met microkristallijne was.
Voorwerpen die direct en of indirect aan de buitenlucht zullen worden
blootgesteld (bijvoorbeeld in een expositie) krijgen vóór de behandeling met
microkristallijne was een tannine-behandeling. De tannine zal op de ijzerkern
het stabiele ijzertannaat vormen, en geeft extra bescherming tegen
corrosie.


passieve conservatie:
Na deze behandeling zijn de voorwerpen verpakt in zuurvrij papier en met
silicagel en RV-indicatoren opgeborgen in luchtdichte containers. Deze
containers werden geplaatst in een depot met klimaatbeheersing.
Naast de conservatie van het materiaal is metallografisch onderzoek gedaan
naar de samenstelling en vervaardigingswijze van diverse gereedschapppen om
inzicht te krijgen in de vaardigheden van een 17de eeuwse smid.
literatuur: